Landelijk gebied in Nederland gaat op de schop voor stikstofdoelstellingen

Het landelijk gebied van Nederland kan zich gaan opmaken voor grote veranderingen, die de provincies via kaders van het Rijk moeten gaan uitvoeren. Dat blijkt uit plannen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die vrijdag via Kamerbrieven werden gepresenteerd. Landelijk moet er tot 2030 een reductie van stikstofemissie van 40 procent worden gerealiseerd. Op die manier moet in dat jaar 74 procent van de stikstofgevoelige natuur onder de Kritische Depositiewaarde (KDW) komen.

Ambtenaren op het ministerie hebben in opdracht van ministers Christianne van der Wal en Henk Staghouwer een kaart gemaakt (zie hieronder) waaruit blijkt hoeveel stikstofemissie er per gebied moet worden gereduceerd. Zo moet er in transitiegebieden en veenlandschapsgebieden 47 procent worden gereduceerd. In een ring van één kilometer rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden moet er 70 procent worden gereduceerd en in Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland 95 procent. De kanttekening daarbij is dat er in natuurgebieden zelf al weinig economische activiteit is.

Maatwerk gebiedsprogramma per provincie

Provincies mogen zelf bepalen hoe ze de doelen halen via de gebiedsprocessen. Dat kan bijvoorbeeld door het verplaatsen van bedrijven, het uitkopen van boeren maar ook innovatie wordt genoemd als optie. De 40 procent reductie voor het hele land is leidend, dus uitwisseling tussen provincies is mogelijk. De gebiedsprogramma’s moeten de provincies op 1 juli 2023 opleveren. Er is volgens het Rijk ruimte voor maatwerk per gebied, waarbij de provincies mogen afwijken van de reductiedoelen per zone als het totale doel uiteindelijk maar wordt gehaald.

Per provincie zijn er grote opgaven voor Limburg (reductie van 52 procent), Utrecht (46 procent), Drenthe (43 procent) Noord-Brabant (42 procent), Noord-Holland (41 procent), Zuid-Holland (41 procent) en Overijssel (41 procent). Voor andere provincies is de opgave iets minder groot: Zeeland (32 procent), Groningen (25 procent), Friesland (34 procent) en Flevoland (24 procent).

Stikstof eerste aanzet

De bedoeling is om in het programma (Nationaal Programma Landelijk Gebied, NPLG) niet alleen stikstof mee te nemen, maar ook de klimaatopgave en Kaderrichtlijn Water. Ook natuurherstel en -verbetering krijgt een rol. Stikstof is de eerste aanzet waarin deze zaken al mee worden genomen, maar het Kabinet komt later met plannen voor de andere opgaven.

Volgens de overheid is het doel van het NPLG ‘een vitaal en landelijk gebied, met een gezonde natuur, een robuust watersysteem, lage impact op het klimaat en met perspectief voor de landbouw.’ Minister Henk Staghouwer geeft ketenpartijen in de agrosector enkele maanden de tijd om met plannen te komen om boeren perspectief te geven. Lukt het agrobedrijven en supermarkten niet om tot goede afspraken te komen, dan volgt wetgeving om een goede prijs voor boeren af te dwingen. Die plannen doet het ministerie uit de doeken in een aparte Kamerbrief. Ook komen er extra programma’s zodat boeren makkelijker kunnen omschakelen naar kringlooplandbouw, worden vrijwillig stoppende boeren begeleid en wordt er ingezet op extra demo-programma’s voor boeren.

Volgens het Rijk zijn en blijven boeren belangrijk voor Nederland. ‘Voor voedsel, beheer van natuur en het landelijke gebied. Alleen niet alles kan overal én niet alles kan zoals het altijd ging. We willen stimuleren dat boeren in beweging komen, maar de last ligt niet alleen op de schouders van de boeren. Er moet aandacht zijn voor het verdienvermogen.’

Volgens de overheid houden ondernemers zelf de vrijheid om toekomstgerichte keuzes te maken. ‘Passend binnen de opgave voor het gebied.’

Bron: Rijksoverheid en Stal en Akker